Longread: solidariteit deel 2
In het eerste deel van deze longread over solidariteit heb ik geprobeerd te laten zien wat volgens mij de redenen zijn voor een schrijnend gebrek aan solidariteit binnen de links-activistische beweging. Maar ik wil verder gaan dan alleen een constatering en een analyse over mogelijke oorzaken. Per slot van rekening noemen we ons niet voor niks een beweging. Laten we niet vastgeroest blijven in oude gedragspatronen, maar blijven groeien en bewegen.
Dat het begrip solidariteit een centrale plaats inneemt in de linkse ideologie, is kennelijk geen garantie voor onvoorwaardelijk en praktisch solidair handelen. Ik denk ook niet dat solidariteit een aangeboren kenmerk is: je kunt bij peuters en kleuters wel empathie, vrijgevigheid en behulpzaamheid zien, maar ze zullen zich niet zo snel ‘solidair verklaren’ met iets of iemand. Dat ontwikkelt zich pas later. Wat is dan de basis waar dat uit kan groeien?
In een serie korte lezingen over ‘Buddhist reflections on social action‘ haalt Guyhapati (trainingscentrum Ecodharma) een citaat aan van Aldous Huxley. Huxley was naast begenadigd fictieschrijver ook auteur van talloze wetenschappelijke en filosofische publicaties. Als Huxley, in de laatste fase van zijn leven, wordt gevraagd om een eindbeschouwing, dan zegt hij: “It is a bit embarrassing to have been concerned with the human problem all one’s life and find at the end that one has no more to offer by way of advice than ‘Try to be a little kinder.’”
Het is het meest waardevolle advies dat ik in tijden gehoord heb.
Zo, is dat even een koude douche. Je verwacht een in beton gegoten analyse over de weg naar solidariteit en ineens is daar alleen de simplistische, misschien zelfs naïeve, stelling ‘dat we gewoon een beetje vriendelijker moeten proberen te zijn’.
Zelfs hier achter mijn toetsenbord hoor ik de reacties al losbarsten. Smalend hoongelach over hippie-gezeur. Opperste verontwaardiging over het privilege van non-violent gedram in een wereld waar dagelijks mensen doodgaan aan de gevolgen van institutioneel en publiek racisme, aan uitsluiting, aan kolonialisme, aan geweld. Meewarige gezucht: is dit dan waar Dhjana na een sabbatical van een half jaar mee op de proppen komt? Jammer, ze was zo radicaal…
Al zit er misschien een kleine kern van waarheid in ieder van die reacties, toch is deze stelling allesbehalve simplistisch of naïef en loont het de moeite om te kijken naar de diepere lagen hiervan.
Ik begin met een afbakening van het begrip vriendelijkheid. Waar ik op doel is niet sociaal gewenst gedrag, prettige omgangsvormen of beleefdheid. Je kan prima aardig doen zonder enige vriendelijkheid te voelen tegenover een ander. Ik heb het over oprechte vriendelijkheid: het soort dat niet een bedrieglijk glazuurlaagje aan de buitenkant is, maar die van binnen doorvoeld wordt – waar uiterlijk en innerlijk op één lijn liggen.
Oprechte vriendelijkheid is nauw verbonden met allerlei kernbegrippen die raken aan social justice: interesse, respect, gelijkwaardigheid, empathie, compassie, acceptatie, ruimte voor diversiteit, veiligheid, zorgzaamheid. Probeer maar eens om vriendelijk te zijn als één van deze kwaliteiten nadrukkelijk afwezig is. Je komt niet verder dan wat beleefdheidsvertoon.
Zou je kunnen stellen dat de kwaliteiten die ik zojuist opnoemde dan voorwaarden zijn voor oprechte vriendelijkheid? Ja, en toch ook weer niet. Het is als een cyclus: de kernkwaliteiten zijn de voedingsbodem voor vriendelijkheid, maar tegelijkertijd ook de vruchten ervan. Het versterkt elkaar.
Er is nog een diepere laag. Vriendelijkheid impliceert dat je de ander bewust ziet en je je voor die ander openstelt. En daarmee is vriendelijkheid het tegengif voor vervreemding en egocentrisme. Vervreemding en egocentrisme zijn weer de voedingsbodem (en de vruchten!) van kapitalisme en kolonialisme. Proberen vriendelijker te zijn is dus niet alleen een lief truukje, maar ook een krachtig middel dat in staat is de fundamenten van sociale ongelijkheid te slopen. Het is verre van naïef.
Misschien bekruipt je nu het gevoel dat dit stiekem een betoog is voor geweldloze feel-good acties en dat ik andere acties zou afkeuren. Ik wil korte metten maken met dat gevoel. Sommige strijden zullen gestreden moeten worden en soms zijn bepaalde vormen van geweld de enige manier om maatschappelijk geweld een halt toe te roepen en te voorkomen dat er nog meer schade wordt aangericht. Maar als we als beweging meer willen doen dan alleen reactief aanmodderen, dan willen we meer dan alleen de schadelijke dingen stoppen. Dan willen we tegelijkertijd een andere, betere manier van met elkaar en de wereld omgaan opbouwen. Dat gebeurt niet vanzelf, enkel en alleen door het negatieve tegen te houden. Daarvoor zullen we de kernkwaliteiten in de praktijk moeten brengen.
Ik strijd niet voor een utopische samenleving ergens in de verre toekomst; ik wil de dingen hier en nu in beweging krijgen. Niet alleen op theoretisch en ideologisch vlak, maar tastbaar, concreet, in de jouw en mijn dagelijkse werkelijkheid.
Dat brengt me weer bij het idee dat proberen vriendelijker te zijn een simplistische oplossing zou zijn. Oprecht vriendelijk zijn is allesbehalve simplistisch. Met gelijkgestemden of wezens die ons dierbaar zijn gaat het ons misschien gemakkelijk af, maar als we proberen om vriendelijkheid over de grenzen van onze comfort zone uit te tillen, dan is het hard werken, omdat wij allemaal binnen deze cultuur van kapitalisme en kolonialisme opgegroeid zijn en vervreemding van elkaar met de paplepel ingegoten hebben gekregen.
Vriendelijker proberen te zijn vereist dat je je egocentrisme of je behoefte om anderen van jouw gelijk te overtuigen los kan laten. Do as you say, dat heeft meer effect. Het vergt discipline en volharding om de muren van afkeer of onverschilligheid die je hebt opgebouwd weer af te breken. Het is niet altijd makkelijk om uit je eigen overvolle bubbel te stappen en een ander bewust te zien.
Loop je dan niet het risico dat je je te kwetsbaar opstelt en anderen over je heen laat lopen? Nee. Vriendelijker zijn beperkt zich als het goed is niet alleen tot anderen. Het is net zo essentieel om vriendelijker te zijn tegenover jezelf. Jezelf bewust te zien, milder te zijn in je oordeel, je eigen grenzen te erkennen en te respecteren, jezelf aan te moedigen in plaats van te ontmoedigen: dit zijn stuk voor stuk kwaliteiten waarmee je prettiger en sterker door het leven gaat (en het zijn ook nog eens adequate oplossingen voor burnout-gedragspatronen).
Het mag dan hard werken zijn om zoiets simpels als vriendelijker zijn in ons dagelijks gedrag te krijgen, het goede nieuws is dat het veel meer effect heeft dan je waarschijnlijk denkt. Om even terug te vallen op mijn eigen ervaringen: ik ontdek niet alleen veel meer vriendelijke mensen om me heen, ik ervaar ook meer rust en vertrouwen. Het is een bron van veerkracht als de ellende van de wereld even te overweldigend is. Conflicten escaleren niet meer zo snel, problemen worden gezamenlijk opgelost in plaats van dat ze verergeren, zelfs vergaderingen gaan efficienter.
Terug naar de oorspronkelijke vraag: wat is dan de basis van waaruit daadwerkelijke solidariteit kan groeien? Ik heb geen wetenschappelijk onderlegd antwoord op die vraag. Maar ik denk dat oprecht vriendelijk zijn een goed begin is. Zeker als je er niet alleen over kletst, maar het ook gewoon doet. Misschien zouden we ons moeten voornemen om alleen nog maar ‘solidariteit’ op een spandoek te schilderen als we daar ook naar handelen. Dan heeft het weer de kracht en de betekenis die het hoort te hebben.