Poke-a-Cop Go!: Slotwoord
Vandaag was dan de rechtszitting voor de Poke-a-Cop GO! zaak. De eis van de OvJ was 60 uur taakstraf (of één maand vervangende hechtenis) plus vier weken voorwaardelijke hechtenis met een proeftijd van twee jaar. Op 3 mei zal er uitspraak worden gedaan.
Morgen zal ik met een wat uitgebreider verslag van de zitting komen. Voor nu in ieder geval allemaal ontzettend bedankt: iedereen die naar de rechtszaak toegekomen was, maar ook de enorme hoeveelheid mailtjes en de steunbetuigingen online!
Hieronder de tekst van mijn slotwoord van vandaag:
Geachte rechters, mevrouw de officier van justitie, mevrouw de griffier, meester Jebbink en verder vrienden, kameraden, kerkgenoten, die ik wil bedanken voor hun aanwezigheid, solidariteit en ondersteuning hierin.
Op 12 november 2016 werden vreedzame demonstranten van de anti-zwartepiet demonstratie in Rotterdam door de politie met geweld gearresteerd.
Ik had bij de demonstratie willen zijn, maar kon die dag niet weg. Ik zag de beelden op social media en was bijzonder geschokt. Het geweld was dan ook extreem: aan haren trekken, schouders verdraaien, wapenstokslagen, wurgklemmen en, bij de arrestatie van Jerry Afriye, uit het niets een vuistslag midden in zijn gezicht. Dus deed ik wat ik wel vaker doe als ik iets aan de kaak wil stellen: ik schreef er over op mijn website. Maar ik had geen zin in de zoveelste tirade, dus goot ik mijn schrijven in de vorm van een sarcastisch stuk – een nepadvertentie voor een fake app, genaamd Poke-a-Cop Go, een parodie op het virtuele spelletje Pokemon Go dat enige tijd een rage is geweest. Met de humor van de gefotoshopte pokemon figuren kon ik een hoop van mijn frustratie, woede en verdriet kwijt. Om eerlijk te zijn: ze zagen er hilarisch uit. De politie vond dat niet – ik werd de vrijdag daarna om half tien ‘s avonds uit mijn huis gehaald door zes agenten, mijn computer, mobiel, usb-sticks en mijn zoons laptop werden in beslag genomen en ik werd meegenomen naar de andere kant van het land, naar Rotterdam.
De rest van het verhaal is u bekend en zo zitten we nu hier, vandaag, in de rechtbank.
De officier van Justitie – en vóór deze de politie zelf in een persbericht en de media – heeft in het requisitoir een beeld van mij geschapen als ware ik een gewelddadige en gevaarlijke links-extremist. Ik neem haar dat niet kwalijk, dat is een teken dat zij haar werk consciëntieus doet. Het beeld is evenwel bezijden de waarheid en voordat ik aan de kern van mijn slotwoord aankom, zou ik dan ook kort een wat genuanceerder beeld willen geven. Ja, ik ben activiste. Ik ga naar demonstraties, speech daar soms, doe mee aan acties, schrijf op mijn blog, organiseer info-avonden of gastlessen. En mijn politieke opvattingen zouden als links-radicaal kunnen worden gezien. Maar ik ben ook een oma die Pluk van de Petteflet voorleest en samen met haar kleinzoon gipsafdrukken van dierensporen maakt, die met liefde voor de plantjes in haar moestuin zorgt – van Aardbei tot Zonnebloem –, iedere woensdagochtend bij een haak- en breiclubje te vinden is en deel uitmaakt van de Emmaüsgemeente, een oecumenische gemeente waar ik als bouddhiste welkom ben.
Net zoals er meer aspecten zijn aan de persoon die ik ben, zo zijn er ook meerdere aspecten aan de zaak waarvoor wij hier vandaag zijn.
Allereerst is er de juridische: de kern van deze zitting, ik kom daar aan het einde van dit slotwoord op terug.
Behalve een juridische heeft de zaak ook een politiek aspect. Voor de politieke component neem ik u mee terug in de geschiedenis, naar 7 januari 2015. Het was de dag van de aanslag op het Franse magazine Charlie Hebdo. Een verschrikkelijke dag, die onnoemelijk veel leed veroorzaakt heeft. Politici van over de hele wereld liepen mee in de herdenkingstocht en iedereen was Charlie. Was u ook Charlie, toen? De meningen waren verdeeld over de cartoons van Charlie Hebdo; de één vond ze briljant, de ander vond ze smakeloos. Sommige cartoons overschrijden strikt genomen ook juridische of morele grenzen, door belediging, racisme of islamofobie. Maar over de aanslag waren de meningen niet verdeeld: satire kan dan provocerend, schokkend of beledigend zijn, maar dient ten alle tijden gevrijwaard te zijn van represailles. Mark Rutte noemde de vrijheid van meningsuiting ,,de kern van echte vrijheid” en ,,het ultieme bewijs van onze beschaving”. Onwelgevallige meningen, scherpe kritiek en bijtende spot hoorden daar volgens hem onlosmakelijk bij.”
Welke satire wordt verdedigd? En welke niet? Dat is een politieke keuze. Wordt die keuze bepaald door een principiële overtuiging van de vrijheid van meningsuiting? Of wordt die keuze bepaald door een eigen agenda waarin dat handig uitkomt? En daarom vraag ik u, maar vooral mevrouw de officier van Justitie, was u ook Charlie? En hoe verhoudt zich dat tot deze zaak?
Dan heeft deze zaak een maatschappelijke component. In een utopische, ideale samenleving zou satire gericht tegen de Staat of de politie als orgaan van de Staat, niet nodig zijn. De Staat zou zich immers niet schuldig maken aan wangedrag, en mocht dat onverhoopt toch het geval zijn, dan zou zij daarop kunnen worden aangesproken en dan zou zij maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat dit wangedrag niet nogmaals kan plaatsvinden. Maar we leven niet in een utopie. De werkelijke wereld waarin we leven, is er één waarin wangedrag bij de Staat, onder andere bij de politie, wel degelijk voorkomt. Ik heb het nog niet eens over informatielekken of VIP kaartjes bij voetbalwedstrijden of concerten, maar over etnisch profileren, buitenproportioneel geweld – soms met de dood van burgers tot gevolg – of over het door de politie ondermijnen van het recht op vreedzame betoging, zoals blijkt uit de rapportage voor de Universal Periodic Review van 2017 van Amnesty International. Het rapport dat Amnesty International recentelijk naar buiten bracht over de taser-pilot spreekt boekdelen; niet voor niets roept de organisatie op om deze pilot onmiddellijk te beëindigen.
Natuurlijk zijn er juridische wegen om de politie voor wangedrag ter verantwoording te roepen, maar die wegen zijn niet makkelijk begaanbaar. In de eerste plaats omdat Nederlandse politieagenten, in tegenstelling tot verreweg de meeste van hun buitenlandse collegae, geen verplicht identificatienummer dragen op hun uniform. Ten tweede omdat een klacht over politieoptreden bij de politie zelf dient te worden ingeleverd, in plaats van bij een externe en onafhankelijke organisatie. Ten derde omdat de registratie van politiegeweld ondanks verschillende aanbevelingen van VN commissies nog steeds te wensen overlaat, waardoor er geen duidelijk beeld is van de statistieken over politiegeweld. Tenslotte omdat politiegeweld in de rechtbanken maar zelden tot een veroordeling of een straf voor de betrokken agenten leidt.
Het feit dat juridische wegen lastig begaanbaar zijn, als het om het aan de kaak stellen van politiegeweld gaat, is een bijzonder zorgelijke indicatie over de gezondheid van onze rechtsstaat. Juist in een dergelijke context neemt een maatschappelijk debat een des te belangrijker plaats in. Dat debat wordt aangezwengeld door autonome verslaggeving van politiegeweldsincidenten, door blogs, door video-verslagen en livestreams, maar ook door satire. Satire en politieke spotprenten worden al eeuwenlang gebruikt om de overheid te bekritiseren – het Rijksmuseum heeft een aardige collectie. Mark Boukes van de Universiteit van Amsterdam schreef er een thesis over en zegt: “Hoewel mensen politieke satire vaak als entertainment ervaren, iets om even te kunnen lachen, heeft politieke satire ook een grote politieke relevantie. In bepaalde opzichten is satire misschien zelfs een belangrijker of krachtiger genre dan de traditionele journalistiek om de politiek verantwoordelijk te houden voor haar daden en plannen.”
Kortom, satire heeft een noodzakelijke maatschappelijke en politieke functie.
Deze zaak heeft ook een sociaal-maatschappelijke component en daarvoor gaan we iets minder terug in de geschiedenis, naar 12 november 2016. De datum waarop anti-zwartepiet activisten hun recht op vreedzame betoging wilden uitoefenen, maar geconfronteerd werden met een onrechtmatig noodbevel dat hun demonstratie verbood én met disproportioneel geweld van de politie tijdens de arrestaties. Mensen die zich inzetten voor een betere wereld, want een wereld zonder racisme is een betere wereld, horen verwelkomd, omarmd en ondersteund te worden, niet geslagen en gearresteerd.
Dat maakt de verontwaardiging daarover des te begrijpelijker. Mijn mening hierover werd gedeeld door Amnesty International, de bezwarencommissie en de rechtbank, toen zij de arrestanten vrijsprak van verdere vervolging. Wat overigens niet hielp – in 2017 werd het de anti-racisme demonstranten opnieuw onmogelijk gemaakt om te demonstreren.
Met de politieke, maatschappelijke en sociale context heb ik geprobeerd de zaak in een breder perspectief te plaatsen. Er is ook een persoonlijke component aan deze zaak en daarvoor zoomen we in.
Zoals de advocaat al zei in de pleitnota, ik heb zelf PTSS – Post-Traumatische Stress Stoornis – , waar ik voor in therapie ben geweest en waar ik nog steeds wekelijks begeleiding voor krijg. Steeds als ik, hetzij door eigen ervaringen, hetzij door er van getuige te zijn, geconfronteerd wordt met geweld – ook dat van de politie – dan wordt dat getriggerd. In de loop van de jaren heb ik echter veel geleerd over hoe ik hiermee kan omgaan en hoe ik veerkracht bij mezelf kan opbouwen. Dermate veel, dat ik dat kan delen met anderen. Ik ondersteun nu regelmatig mede-activisten die getraumatiseerd zijn door politiegeweld. Vanuit deze ervaringen hadden de beelden van het geweld dat toegepast werd tijdens de anti-zwartepieten demonstratie in Rotterdam een extra impact. De videobeelden van arrestanten in de bus die moesten aanzien wat er buiten met hun vrienden en kameraden gebeurde, huilend, in paniek, sommigen met bijna catatonische reacties, ja, dat maakte diepe indruk. Sterker nog, als ik na anderhalf jaar de beelden weer zie, maakt het nog steeds indruk. Het doet me verdriet, en het onrecht maakt me boos.
Eén van de dingen die ik in de afgelopen jaren geleerd heb, is dat ik ervoor moet zorgen dat verdriet en boosheid niet blijven hangen bij mij: het graaft nogal naar binnen en maakt daar van alles kapot. En één van de dingen die ik doe om dat verdriet en die frustratie kwijt te raken, is schrijven. Ik schrijf het van me af. Humor of sarcasme daarin helpt me om de rust en de energie terug te vinden voor constructieve dingen.
Ja, hoor ik u denken, dat is allemaal goed en wel, maar als puntje bij paaltje komt, dan zit er nog steeds een juridische component aan deze zaak en daar zitten we hier voor vandaag.
De tenlastelegging is, zeker gezien de daadwerkelijke feiten – het schrijven van een sarcastisch stuk op internet met beperkte zichtbaarheid –, verbijsterend zwaar. Ook dat heeft een politiek en maatschappelijk aspect. De keuze voor een dermate zware tenlastelegging was een politieke keuze, waarmee bewust een gewelddadig imago van linkse activisten werd gecreëerd. Dit werd versterkt door het persbericht dat de politie een week na mijn vrijlating naar buiten bracht, waarin feiten volkomen uit hun context getrokken werden en overdreven werden. Maar als we kijken naar statistieken, dan zien we dat dit gewelddadige imago van linkse activisten onterecht is, zeker als we daar de cijfers van geweld door extreem-rechts of zelfs de politie naast leggen.
Met de zware tenlastelegging heeft het OM ook een maatschappelijk aspect voor ogen: het afschrikken van eenieder die onwelgevallige kritiek uit op het optreden van de politie.
Maar met de waarheid heeft de tenlastelegging weinig van doen.
Ik word beschuldigd van opruiing en bedreiging met misdrijf tegen het leven en/of zware mishandeling.
Ik heb het nooit voor mogelijk gehouden dat mijn schrijven daadwerkelijk iemand zou aanzetten tot enige handelingen, welke dan ook. En zo heb ik het ook nooit voor mogelijk gehouden dat iemand – wie dan ook – zich bedreigd zou voelen door dit schrijven. Dat hield ik niet voor mogelijk op het moment dat ik het schreef en het op mijn website plaatste, maar dat hou ik nu nog steeds niet voor mogelijk. Deze beschuldiging doet ook onrecht aan de intentie bij het schrijven: op sarcastische wijze politiegeweld aan de kaak stellen, gelijk met het van me afschrijven van mijn eigen geschoktheid, verdriet en frustratie. Niets meer en niets minder dan dat.
Over de kwaliteit van mijn satirisch stuk kunnen we van mening verschillen. Misschien vind u het grappig, misschien vind u het flauw, kinderachtig of smakeloos. Dat kan, over smaak valt niet te twisten. Over slechte smaak ook niet.
Maar ik durf met grote stelligheid te beweren dat agenten zich op geen enkel moment daadwerkelijk bedreigd hebben kunnen voelen. Als ze het al gezien hebben, waren ze boos misschien, op hun teentjes getrapt, beledigd als u dat wil, maar bedreigd? Nee.
Als activiste zet ik mij in voor een betere wereld, een wereld waarin mens en dier, man en vrouw, wit en niet-wit, rijk en arm, gedocumenteerd of ongedocumenteerd, op gelijke basis en met wederzijds respect met elkaar kunnen samenleven. In de hoop bij te dragen aan die sociale verandering, maak ik gebruik van verschillende manieren, of tactieken, zo u wilt. Petities, campagnes, gesprekken met de lokale politiek, demonstraties, protesten en directe acties. En schrijven. Maar ook onzichtbaarder vormen zoals het opvangen van ongedocumenteerden thuis, het aanspreken van mensen op racistische of seksistische uitingen in m’n dagelijkse omgeving, het consciëntieus scheiden van mijn afval en bij voorkeur gebruik maken van tweedehands- of weggeefwinkels, het houden van een moestuintje zonder chemische troep. Ik geloof in de kracht van al deze vormen samen, in wat ‘diversity of tactics’ heet. Maar ik geloof niet in geweld. Ik geloof niet in geweld van de politie, niet in geweld van de maatschappij, maar ook niet in geweld als protestvorm of in mijn eigen handelen.
En hoe meer ik me in de bouddhistische leer verdiep, hoe sterker dat wordt.
Kort samengevat: deze zaak heeft meerdere aspecten dan alleen de juridische en ik verzoek u om in uw overwegingen zowel het bredere, politieke en maatschappelijke aspect als de persoonlijke component te betrekken.
Wat de uitspraak en het vervolg ook moge zijn, ik wil graag mijn slotwoord afsluiten vanuit de bouddhistische traditie. Ik wens u allen, geachte rechters, mevrouw de griffier, mevrouw de officier van justitie, de advocaat en allen hier aanwezig, dat u geluk, innerlijke rust en geborgenheid ervaart, en dat al mijn handelen daartoe mag bijdragen.