Archives for November, 2019
Mindfulness of death
Nou goed, even de tijd om een update te geven.
Allereerst: het gaat goed. De situatie is niks veranderd, ik ben nog steeds terminaal en de uitzaaiingen in de hersenen gaan intussen gewoon door met het kapotmaken van de hele boel. Maar door medicijnen die de last die ik daarvan kan hebben behoorlijk onderdrukken, voel ik me oké. Ik kan thuis gewoon m’n ding doen, heb afgezien van hulp in de huishouding geen extra hulp nodig. En m’n dagen vullen zich met goeie dingen: de praktische shit is nu eindelijk zo goed als geregeld, er is in de afgelopen weken enorm veel bezoek geweest (waar ik van heb genoten, maar wat ook teveel en te intens werd – ik moet even een stop inlassen), ik neem de tijd om gewone dingetjes te doen (met m’n kleindochter de parkiet voeren, een ommetje maken, weer een stukje breien) èn ik neem de tijd om met het hele proces van een naderend sterven zelf aan de slag te zijn: lezen, schrijven, schilderen, teksten calligraferen, naar dharmatalks luisteren en hoera, hier en daar nog een beetje mediteren ook.
Dat maakt dat ik me oké voel en dat als mensen aan me vragen hoe het gaat, ik volmondig en breedgrijnzend kan zeggen dat het goed gaat. Dat levert soms wat verbaasde reacties op, maar daar kan ik dan ook weinig aan doen.
Natuurlijk is het niet allemaal rozengeur en maneschijn en met een blij gemoed verheven loslaten. Er zitten ook gewoon hele lelijke momenten tussen. Momenten van rauwe pijn en verdriet – vooral als ik me bewust ben van momenten van verdriet van de kinderen en de kleinkinderen, momenten die er nu zijn, momenten die voor hen gaan komen. Ja, dat doet pijn, daar is niks moois aan.
Maar ook die momenten horen bij dat brede spectrum aan dingen en ook die momenten kom ik door.
‘Mindfulness of death’, is de titel van de post. Om verschillende redenen. De eerste is simpel: terminaal zijn is wel zo’n beetje de effectiefste manier om ‘sterfelijkheidsbewustzijn’ te ontwikkelen: het zit de hele dag als onderlaag in je hoofd. Tenminste, bij mij, het schijnt ook dat er mensen zijn die de terminale periode in full denial doorlopen. Maar dan denk ik, ook dán zit het in je hoofd, alleen je doet er iets anders mee.
Dat sterfelijkheidsbewustzijn ervaar ik totaal niet als negatief. Ik heb de onuitsprekelijke mazzel gehad dat ik als kind en jongere een flinke scheut bouddhistische perspectieven op de dood heb meegekregen die ik later zelf nog veel meer heb uitgediept. De dood jaagt me geen angst aan, heeft ‘t nooit gedaan. Er is een fundamenteel weten-voelen dat het niet alleen normaal is, maar ook goed. Dat heeft m’n hele leven wel rust en houvast gegeven en nu doet het dat helemaal.
De tweede laag van sterfelijkheidsbewustzijn is dat het niet alleen iets doet met je bewustzijn van een naderend doodgaan, maar dat het je bewustzijn van het leven zelf ook enorm doet groeien. Nou is bewustzijn van het hier en nu (en daarmee het leven) altijd wel een dingetje voor me geweest – mediteren en mindfulnesstrainingen geven helpt daar wel bij, haha, maar m’n bewustzijn daarvan is zoveel sterker geworden. Alsof alles in een feller, helderder licht komt te staan: de zachte geborgenheid van het voorleesmomentje met m’n kleindochter, de opgaande zon die de plataanbolletjes in de bomen in een goud licht zet, de diepere gesprekken met mensen om me heen. Dat bewustzijn is er zonder gevoelens van spijt of naderend verlies: het is niet ‘oh, wat is dit mooi en oh, wat ga ik dit missen’, maar gewoon ‘oh, wat is dit mooi’. Geloof me, de kwaliteit van je dagen gaat er ontzettend op vooruit als je dat voelt, ieder moment van de dag. Ik zwem al een paar weken in een bad van dankbaarheid.
En dan is er een derde reden voor me om een post te wijden aan sterfelijkheidsbewustzijn. Binnen de bouddhistische traditie neemt mindfulness of death best een belangrijke plek in. Die trouwens binnen de westerse varianten van mindfulness en meditatie volkomen genegeerd wordt. Er is wel veel aandacht voor bodyscans, ademhaling, oefeningen van compassie. Maar dat stuk over sterfelijkheidsbewustzijn wordt er hier, uit ongemak met het onderwerp, uit geknikkerd. Terwijl het één van de vier pijlers is in meditatiebeoefening.
In de conventionele bouddhistische traditie hebben ze daar oefeningen voor die voor westerlingen als extreem morbide overkomen. Je gaat op zoek naar een zich ontbindend lijk in de natuur. Dat kan een dooie vogel in een bos zijn, of een prooidier dat ergens ligt te vergaan, maar vaak is het een overleden collega-monnik die speciaal voor dat doel in het open veld is gelegd. En daar ga je dan een aantal dagen naast mediteren, waarbij je het proces van ontbinding vol waarneemt met al je zintuigen, tot je door laat dringen en je bewust wordt van alles wat dan aan reacties, gedachten, gevoelens bij je oproept.
Ik zou de oefening zelf wel willen doen – mijn zoon wilde me al een dooie muis aanbieden, hij houdt slangen en ‘dooie muizen’ is iets wat hij binnen handbereik heeft – maar in huis gaat dat onprettige stank opleveren en het is nu een beetje te fris om in de tuin te mediteren. En ik vermoed ook dat buren onmiddellijk de thuiszorg gaan alarmeren als ze me in de tuin naast een dooie muis zien mediteren. Ik denk dat ze dan gaan zeggen dat het in de war raken iets sneller gaat dan dat ik zelf zeg, haha. Dus laat ik dat maar niet doen.
Waarom zou je in vredesnaam zo’n oefening doen? Ik kan in de fase van het terminaal zijn wel een hoop goeie redenen bedenken, maar waarom zou iemand zo’n oefening doen op momenten in het leven dat het helemaal niet speelt?
Anderen leggen dat beter uit dan ik. Ik kwam van de week een dharmatalk tegen over mindfulness of death. Dharmatalk? Wat? Een dharmatalk is een praatje, of ontspannen soort lezing, waarin stukken van de leer van Bouddha worden doorgegeven en overdacht.
De dharmatalk waar ik naar luisterde, ging over belemmeringen in dat sterfelijkheidsbewustzijn: wat de Terror Management Theory wordt genoemd (al die mindtricks die we hebben om maar niet te hoeven denken aan het feit dat we vroeg of laat allemaal doodgaan), maar ook over vier mythes die we elkaar en onszelf vertellen over doodgaan en doorgaan. De eeuwenoude zoektocht naar levenselixirs maar ook de opstandingsverhalen zijn daar bijvoorbeeld deel van. En van alle vier de mythes hebben we intussen ook moderne ‘wetenschappelijke’ versies bedacht. Maar het blijven mythes, mindtricks die we vertellen in een poging om ons gerust te stellen.
En tenslotte is er een heel gedeelte van de dharmatalk dat vertelt over de benefits van sterfelijkheidsbewustzijn. Ook en misschien wel juist in periodes dat gedachten over sterfelijkheid totáál niet spelen, kan het bewustzijn daarvan het leven een fundamenteel andere – en betere – kwaliteit geven.
Hm, nu heb ik toch een soort samenvatting gegeven, terwijl ik dat eigenlijk niet van plan was. Want ik zou iedereen die dit stukje leest met heel m’n hart willen aanraden om de dharmatalk gewoon zelf te luisteren. Dat vergt even een andere mindset, want dit valt niet in de categorie voorgekauwde en voorverteerde snelle flitsende info waar we onszelf in deze maatschappij mee laten bombarderen (en die funest is voor onze capaciteit tot aandacht). De talk duurt drie kwartier, dus het is goed om er gewoon even voor te gaan zitten. Maar zeer de moeite waard.
Ik hoop dat je ‘t gewoon probeert, die talk.
Hier de link:
Mindfulness of Death, Nikki Mirhafori (talk is in het Engels)
(met dank aan https://www.audiodharma.org/, een hele goeie website)
Over langskomen en bezoek
Aan alle mensen die me nog zo graag willen spreken en die nog zo graag willen langskomen,
Ik zie de bron van waaruit dit ontspringt: juist als ik het zichtbaar moeilijk heb, ontstaat des te sterker de behoefte om dichtbij naast me te komen staan, te dragen, te omarmen.
De intensiteit, de gave van de liefde, de sterke wil om te zorgen, dit bruisend, krachtig leven: hoe kan ik anders dan daar de schoonheid van zien? Hoe kan ik anders dan daar diep geraakt door zijn en dankbaar voor te zijn?
Maar de intensiteit en kracht blaast me ook omver.
Als je er nu voor me wil zijn, als je me nu wil dragen, geef me dan ruimte. Geef me de ruimte om mezelf te vinden, de ruimte om naar die bron van rust in mezelf te keren. Geef me de stilte om te kunnen horen, ‘t niets om te kunnen voelen.
En in die ruimte voel ik dat je er voor me bent.
Even iets anders aan mijn hoofd dan bloggen
Nou, laat ik maar een poging wagen dan. Er zijn nieuwe – nogal ingrijpende – ontwikkelingen in het gezondheidsplaatje waar ik in de afgelopen maanden over geschreven heb. ‘t Nieuws gaat rond, de tamtam roffelt, dus dan is het misschien wel zo logisch als ik het hier ook meld. Dat gaat misschien niet fijn binnenkomen als je de tamtam nog niet had horen roffelen, mijn excuus daarvoor.
Hoewel de behandeling tegen longkanker begin dit jaar goed leek aan te slaan, bleek twee weken terug dat het keihard is teruggekomen. In mijn hersenen zitten nu meerdere grote en kleine uitzaaiingen, met een nogal grote plek in de kleine hersenen en aantastingen van het hersenvlies. Dat is het slechts mogelijke en meest agressieve scenario.
Dat betekent dat het niet meer behandelbaar is: geen operatie, geen bestraling, geen immuuntherapie, geen chemo. Het is ook niet te stoppen of te af te remmen: het is echt klaar nu. Ik zit dus bij deze formeel in de terminale fase. De resterende levensverwachting die daarbij hoort is kort: zo tot half december als alles heel snel gaat, misschien tot eind januari als het langzaam gaat. De arts zei: het blijft een schatting en je kan er zo een weekje naast zitten, maar dit zijn wel de cijfers die bij dit beeld passen.
Toen ik op 1 november met spoed werd opgenomen in het ziekenhuis, was ik in bijzonder belabberde conditie. Rondom de uitzaaiingen in de hersenen had zich vocht opgehoopt, dat vocht drukte op de hersenen en dat veroorzaakte pijn waar ik gillend gek van werd (naast allerlei andere dingen zoals coördinatieuitval, zichtverlies, misselijkheid en ga maar door). In het ziekenhuis kreeg ik een stootdosis dexamethatroep voor een aantal dagen. Dat heeft het vocht doen afnemen, waardoor pijn en andere verschijnselen niet op de voorgrond staan. Ik voel me op dit moment dus redelijk oké. Maar ik weet dat het schone schijn is: de medicijnen halen het probleem niet weg – de uitzaaiingen groeien door, het vocht hoopt zich weer op en de weefsels eromheen worden beschadigd as we speak – ik voel er alleen even wat minder van. Dat is prettig. Dat maakt dat ik nu thuis ben, wat kan aanrommelen, met een rollatortje zelfs naar de bieb kan, kan genieten van bezoek en al die honderdduizend dingen kan regelen die een mens blijkbaar voor het overlijden moet regelen.
Het is dus een wat onwezenlijke situatie: ik voel me oké, maar ik ben me er ook van bewust dat de klok doortikt en dat ik toch écht de laatste stappen op dit pad aan het lopen ben.
Dat van dat oké voelen, dat meen ik. Natuurlijk zijn er momenten van verdriet, vooral als het gaat om weten waar mijn kinderen en kleinkinderen de komende tijd allemaal doorheen zullen moeten gaan en – daarna – wat ze níet samen gaan meemaken, al die momenten dat ik er zo graag voor ze had willen zijn en naast ze had willen staan. Natuurlijk zijn er ook momenten van zorg en een beetje angst als ik denk aan wat me vóór het overlijden hoogstwaarschijnlijk te wachten staat: toenemende pijn, maar vooral ook mentale en cognitieve achteruitgang. Vooral dat laatste is iets wat voor mij ondraaglijk is. Alleen al de gedachte dat het gaat gebeuren is voor mij ondraaglijk.
Maar de andere kant is er ook. Ik ben niet bang voor de dood. Ik maak me geen zorgen, ik ben niet boos, ik heb niet het gevoel dat ik iets gemist heb of iets tekort gekomen ben. Er is geen greintje weerstand tegen het feit dat ik dood ga zelf. En ook over ‘na die drempel’: ik weet dat het goed is. Het is niet eens een ‘overtuiging’ dat het goed is, het is een diep, wezenlijk weten.
Dus ik heb rust. Ik kan – voor zover ik dat nu kan inschatten – dit laatste stuk op dit pad met opgeheven hoofd en rustig gemoed lopen. In erkenning voor alles wat dit leven – waar de dood deel van is – zo mooi maakt, in dankbaarheid voor alles wat ik heb gekregen en in dankbaarheid voor alles wat ik anderen heb mogen geven.
Misschien dat ik de komende tijd nog ‘s iets schrijf. Hierover of over iets anders waarvan ik vind dat ik er nog even iets over moet roepen. Geen idee, ik ga geen beloftes doen want hoe zich de komende tijd gaat ontrollen is volkomen onvoorspelbaar.
Voor nu: love and revolt