De leugens van Buijt en Van Eck
In het NRC Handelsblad van donderdag 27 november verscheen een opiniestuk van gemeenteraadsleden Ronald Buijt en Michel van Eck (Leefbaar Rotterdam), waarin zij aan de hand van een lijstje betogen dat vluchtelingen in Nederland té humaan worden behandeld.
Even los van het onderliggende idee van beide heren dat een menswaardige behandeling kennelijk voor sommige mensen ongepast is (laat u de ideologie hiervan even tot u doordringen), blijkt ook het opgesomde lijstje niet echt op kennis van zaken gebaseerd te zijn. Toevallig? Dommigheidje? Helaas, nee. De zoveelste bewuste stap in misleidende beeldvorming. Het lijstje schreeuwt om rectificatie en om een weerwoord dat de werkelijkheid laat zien.
Allereerst wat cijfers, volgens de heren: “Dit jaar worden het er ongeveer 30.000 en voor 2015 worden nog meer verwacht”. Die cijfers, door staatssecretaris Teeven de wereld in geholpen, zijn gebaseerd op een enkele piek in week 19 van dit jaar. Op het moment dat Teeven met zijn ‘alarmbrief’ kwam in mei, was de kentering al zichtbaar – desondanks deed Teeven alsof deze stijging zich zou voortzetten. Uit de cijfers van het CBS is inmiddels al gebleken dat het hier om een eenmalige piek ging, zoals wel vaker gebeurt in de geschiedenis, en zeer zeker niet om een trend. (http://www.flipvandyke.nl/2014/05/er-klopt-steeds-minder-van-teeven-zijn-cijfers-deel-iii/)
Dan over de zogenaamd hoge instroom (“Elke dag 100 nieuwe aanvragers en 58 procent van de aanvragen werd in 2013 goedgekeurd. Daarmee zit Nederland twee keer boven het Europese gemiddelde.”). Het misleidende in deze cijfers zit in het feit dat niet de daadwerkelijke instroom wordt gerekend, maar het aantal aanvraagformulieren. Bij dit laatste aantal zitten ook de aanvragen inbegrepen van kinderen van erkende vluchtelingen die in Nederland worden geboren, de dubbele aanvragen (conform procedure!) voor de nareis van gezinnen van erkende vluchtelingen én de vluchtelingen die over voldoende gronden beschikken om een herhaalde asielaanvraag te kunnen doen. De feitelijke instroom van vluchtelingen in Nederland is dus veel lager.
Teeven geeft dit notabene zelf toe in het Kamerdebat in mei 2014:
“De heer Fritsma weet net zo goed als ik dat er vertekeningen zitten in de internationale vergelijkingen van Eurostat, als het gaat om de cijfers en zeker als het gaat om het onderwerp ‘nareis’. Andere landen administreren het op een andere manier. Daarom geven de inwilligings-percentages een vertekend beeld ten opzichte van de feitelijke situatie. De heer Fritsma weet ook dat de inwilligingspercentages voor Syrië en Eritrea hoog zijn in alle Europese landen, niet alleen in Nederland. Je moet dus niet doen alsof wij gekke Henkie zijn of alsof ik gekke Henkie ben. We moeten realistisch zijn. Als je de vertekeningen eruit haalt, zie je geen grote verschillen tussen de inwilligingspercentages. Dat moeten we hier vandaag wel met elkaar vaststellen, denk ik.”
Daarnaast is er over het ‘hoge toekenningspercentage’ van vluchtelingen in Nederland nog het volgende op te merken: de daadwerkelijke instroom in Nederland is vele malen láger dan de instroom in omliggende EU-landen, terwijl we het op vijf na rijkste land in de EU zijn. Per hoofd van de Nederlandse bevolking leveren de toegekende verblijfsvergunningen dus een veel mindere ‘belasting’ op dan in omliggende EU-landen.
Kortom: net als de staatssecretaris strooien ook de heren Buijt en Van Eck met ongefundeerde cijfers die volkomen in een verkeerd perspectief worden geplaatst.
Dan het opgesomde lijstje van rechten van de vluchteling:
- De vreemdeling wordt tijdens de procedure opgevangen door het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) met onderdak, kook- en wasruimten, computers en wekelijks leefgeld voor voedsel en kleding.
Dat vluchtelingen in procedure onderdak krijgen en dat dat onderdak voorzien is van sanitaire faciliteiten is niet meer dan normaal. Moet ik uit de vermelding hiervan afleiden dat beide heren het passender hadden gevonden als een gezin de procedure buiten op de stoep van de IND de beslissing afwacht? Het leefgeld dat vluchtelingen in de opvang toegekend krijgen ligt ver onder de armoedegrens. Buijt en Van Eck vertellen er niet bij dat van dit beperkte leefgeld werkelijk alles, maar dan ook alles, zelf moet worden aangeschaft. Het COA geeft alleen de beschikking over een (plastic) matras, twee lakens, een kussen, twee kussenslopen, een dunne deken, een doucheruimte en het gebruik van een gasfornuis. Pannen, bestek, handdoeken en andere duurzame artikelen: alles komt voor eigen rekening en zal dus van het leefgeld moeten worden betaald. Voor een alleenstaande vluchteling komt dit neer op €220 per maand.
De hooguit twee of drie computers die in een AZC te vinden zijn, zijn sterk verouderd en vaak buiten werking. De internetverbinding is in álle AZC’s uitermate traag en beperkt, hetgeen problemen oplevert voor vluchtelingen die informatie voor hun juridische procedure moeten opzoeken op internet of voor schoolgaande kinderen die opdrachten op de computer moeten maken.
- De vreemdeling wordt bij de asielaanvraag bijgestaan door een door het Rijk betaalde advocaat.
Rechtsbijstand is een recht dat voor eenieder geldt. De vergoeding die asieladvocaten vanuit het rijk krijgen is op inititatief van Teeven dermate verlaagd, dat het totaal niet in verhouding staat tot de benodigde arbeid om tot een goed dossier te kunnen komen. Advocaten worden zo financieel bestraft voor het aannemen van asielzaken. Daarnaast bemoeilijkt de IND het werk van de advocaten, door herhaaldelijk nieuwe advocaten toe te wijzen – ook als de vluchteling de eigen voorkeursadvocaat aanvraagt – of correspondentie toe te sturen naar verkeerde of voormalige advocaten. Zo kon het een aantal keren gebeuren dat vluchtelingen jarenlang niet eens wisten dat ze een verblijfsvergunning was toegekend of passeerde de wettelijke termijn om in beroep te gaan tegen een negatieve beslissing.
- De vreemdeling kan diverse malen (op steeds andere gronden) in hoger beroep gaan tegen zijn afwijzing bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), met hulp van de door het Rijk betaalde advocaat.
- De vreemdeling kan dan ook nog in beroep kan gaan bij de Raad van State, die hierbij overigens (tot ontsteltenis van de PvdA) zeer zelden de kant van de vreemdeling kiest.
De mogelijkheid om in beroep te kunnen gaan is een onlosmakelijk deel van ons rechtssysteem en geldt ook voor andere inwoners van Nederland. Bij vluchtelingen die in beroep gaan is die mogelijkheid inhoudelijk echter beperkt: een rechter mag geen inhoudelijk oordeel vellen, maar heeft slechts de bevoegdheid zich uit te spreken over het feit of de procedure op een correcte manier gevolgd is. Daarna ligt de beslissingsbevoegdheid weer bij het IND, dat zich daarmee een beslissingsmonopolie toeëigent dat inhoudelijk niet door een onafhankelijk rechter getoetst kan worden. Dit monopolie zien we ook tijdens de procedure terug: de zogenaamde onafhankelijke instanties die het IND adviseren over de authenticiteit van de gronden door de vluchteling ingebracht (ik noem de Marechaussee die moet oordelen over de authenticiteit van identiteitspapieren of de BMA die adviseert over medische gronden of bewijzen van marteling in het land van herkomst) ondersteunen het belang van restrictief toelatingsbeleid of zijn zelfs onderdeel van de IND zelf. De toegang tot wezenlijk onafhankelijke second opinions wordt de vluchteling ontzegt. Op de werkwijze van de BMA is recentelijk veel kritiek gekomen, tot en met een negatieve uitspraak van het tuchtcollege: http://tuchtrecht.overheid.nl/uitspraak/2014/pdf/ECLI_NL_TGZRAMS_2014_60
- De vreemdelingen kunnen gebruik maken van de buitenschuld-verklaring als zij buiten hun schuld om niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst.
Op papier, ja. Maar de herhaaldelijke kritiek op de onduidelijke criteria voor de buitenschuldprocedure en de roep om verruiming hiervan (al sinds 2012) is er niet voor niets. Vluchtelingenorganisatie STIL in Utrecht:
“Volgens hulpverleners en advocaten is het vrijwel onmogelijk aan de criteria van de huidige Buiten Schuldregeling te voldoen, daarom krijgt bijna niemand zo’n status. Ze wijzen erop dat de procedure ‘jaren, jaren en jaren’ duurt en erg duur is. Al die tijd –dit kan wel twee tot vijf jaar duren–, hebben de mensen geen opvang of recht op werk. Het is dan erg moeilijk te overleven, laat staan de ruim 900 euro op te hoesten die de procedure kost.”
(http://stil2.files.wordpress.com/2013/06/buiten-schuld-mei13.pdf)
De onduidelijkheid in het criterium dat ‘de vreemdeling moet zelf alles in het werk hebben gesteld om te vertrekken’ geeft de ruimte voor willekeur.
“Volgens Schultz (ASKV, Amsterdam) krijgen vluchtelingen ‘het nadeel van de twijfel’. “De bewijslast ligt helemaal bij hen. Het ligt altijd aan hen als de ambassade geen document of paspoort wil geven”. De vluchteling heeft dan vast bij de ambassade niet de juiste gegevens verstrekt.De criteria zijn volgens haar niet helder. “Er is altijd wel iets te verzinnen dat ‘niet genoeg’ is”. De Utrechtse advocaat Willem Boelens gebruikt bijna dezelfde formulering. Hij heeft een cliënt aan wiens nationaliteit en identiteit niet getwijfeld wordt, die alles gedaan heeft wat mogelijk is om aan reisdocumenten te komen maar toch geen Buiten
Schuldvergunning krijgt want ‘meneer heeft toch niet genoeg gedaan’, vertelt Boelens. “Wat hij dan nog wel zou moeten doen geeft de Dienst Terugkeer en Vertrek niet aan”. Volgens Boelens is een belangrijk knelpunt dat ‘de autoriteiten vaak niet of nauwelijks meewerken en uiteraard ook niet bereid zijn dat op papier te zetten’.”
Ook het ACVZ oordeelde dat de criteria helderder moeten worden omschreven en adviseerde dat de IND een buitenschuldvergunning zou moeten verlenen als de vreemdeling na een jaar buiten zijn schuld nog geen reisdocument heeft kunnen overleggen – een advies dat terzijde werd geschoven.
- Na afwijzing van de asielaanvraag mag de vreemdeling nog 4 tot 12 weken op een opvanglocatie verblijven om zijn zelfstandig vertrek uit Nederland voor te bereiden.
‘Twaalf weken’ is pertinente onzin. De vluchteling mag nog vier weken gebruik maken van de opvang en wordt daarna op de stoep gezet – het zogeheten ‘klinkeren’. Als de vluchteling op de betreffende dag niet uit zichzelf naar buiten loopt, dan wordt deze onmiddellijk opgepakt door de vreemdelingenpolitie en naar detentie overgebracht.
Bovendien wordt de frase ‘voorbereiding op zelfstandig vertrek’ ook toegepast op vluchtelingen die ook om aantoonbare redenen niet kúnnen vertrekken naar het land van herkomst, zoals dat het geval is bij stateloosheid, onduidelijkheid over land van herkomst of het ontbreken van (tijdelijke) reisdocumenten.
- Illegalen die meewerken aan hun vertrek krijgen opvang van het Rijk.
- Illegalen krijgen een financiële vergoeding bij vertrek.
Het is in dit verband goed om te weten dat de Dienst Terugkeer en Vertrek vanaf de eerste dag van aanvraag de vluchteling bestookt met de zogenaamde ‘terugkeergesprekken’, die al starten op het moment dat de vluchteling in procedure zit en er dus nog geen sprake is van ‘illegaliteit’. Deze gesprekken hebben – getuige de vele ervaringen van vluchtelingen – vaak een bijzonder intimiderend karakter en de DT&V ambtenaren aarzelen niet om gebruik te maken van onjuiste informatie om de dwang kracht bij te zetten. Het staat dus te bezien of ‘vrijwillige terugkeer’ inderdaad een vrijwillig besluit is of het resultaat van jarenlang mentaal onder zware druk worden gezet.
Alleen vluchtelingen die vrijwillig terugkeren met behulp van het IOM krijgen een vergoeding beloofd. Uit gesprekken met teruggekeerde vluchtelingen blijkt dat deze vergoeding, eenmaal aangekomen in het land van herkomst, vaak niet of slechts deels wordt uitbetaald.
- Illegalen met kinderen krijgen altijd die opvang en ze hebben recht op gratis onderwijs en jeugdzorg…
Moet ik hieruit afleiden dat de heren Buijt en Van Eck klaarblijkelijk vinden dat het recht op onderdak, onderwijs en verzorging (zoals vastgelegd in de Rechten van het Kind) niet hoort te gelden voor kinderen met een vluchtelingenoorsprong en dat dit deel is van een ‘té humane behandeling’? Helaas is het zo dat zelfs deze basisrechten in de praktijk slechts gedeeltelijk tot uiting komen. Om een voorbeeld te noemen: in de Gesloten Gezinsvoorziening van Kamp Zeist worden de kinderen en alleenstaande minderjarigen gehuisvest in houten barakken op een betonnen binnenplaats, omringd met een zes meter hoog hek voorzien van stroomdraad. Zonder onderwijs. Ook in de vrijheidsbeperkende gezinslocaties bestaat uit onderdak vaak uit een één- of tweekamerappartement voor een compleet gezin.
- Illegalen ontvangen kosteloos medisch noodzakelijke zorg.
De medische zorg (fysiek en psychologisch) in de gezinslocaties en azc’s laat enorm te wensen over. De ombudsman kwam in 2013 al met een bijzonder kritisch rapport (http://www.refdag.nl/nieuws/binnenland/ombudsman_uit_kritiek_op_zorg_asielzoekers_1_773006) waarin we onder andere dit lezen:
“Formeel heeft iedereen toegang tot een huisarts, maar die wordt „afgeschermd” door de praktijkassistente en de verpleegkundige. De praktijkassistente maakt zelden gebruik van de tolkentelefoon, waardoor de asielzoeker in gebrekkig Nederlands of met gebaren duidelijk moet maken wat zijn klachten zijn.”
Een greep uit de lange lijst met overlijdingsgevallen van kinderen in AZC’s en gezinslocaties door een aantoonbaar ontbreken van adequate medische zorg:
27 juni 2010: Zahare Bare (42 jr., uit Somalië, zwanger en moeder van drie kinderen)
Asielzoekerscentrum in Leersum: De vrouw had in de avond aangegeven hevige pijn te hebben in haar buik. Het duurde uren voor er hulp kwam. Zij was al een paar dagen ziek. Zij had haar arts al een paar keer gevraagd om hulp met als resultaat dat zij werd geadviseerd om paracetamol te kopen.
14 april 2006: Rahman Sadedim (nog net geen 2-jarig jongentje uit Macedonië)
Asielzoekerscentrum Geeuwenburg: sterft door het ontbreken van medische hulp. Begraven op zijn verjaardag.
26 januari 2006: Job Selemani Moamba (Nl.)
Grenshospitium Amsterdam-Zuidoost: Dood geboren ten gevolge van de stress die zijn moeder, Marthe Selemani Moamba (Angola), ondervond door aanstaande deportatie. Zijn moeder is na de begrafenis op begraafplaats Sint Barbara in Amsterdam terug opgesloten en gedeporteerd.
23 juni 2002: Tina (3 jr., China of Iran)
Asielzoekerscentrum Vught: gestorven na gebrekkige medische zorg.
1 februari 2002: Yasmina Alrikabi (5 maanden, Irak)
Asielzoekerscentrum Leusden: gestorven nadat haar medische behandeling geweigerd is.
22 februari 2001: Een onbekend meisje (2 jr., Pakistan)
Asielzoekerscentrum Waddinxveen: gestorven na onvoldoende medische zorg.
23 april 1992: Jacqueline Muluta (Zaïre)
Na vier dagen transit op Schiphol, en acht dagen grensgevangenis Amsterdam Zuid-Oost, ziek en zonder medische zorg, is de zwangere mevr. Maluta (met familie) op straat gezet. In opvangcentrum Nijeveen ook geen medische hulp. Tenslotte in ziekenhuis te Meppel overleden.
(Noot: dit zijn slechts de overlijdingsgevallen die de publiciteit hebben gehaald, complete lijst met bronvermeldingen op http://vrijheidvanbeweging.nl/dood_door_beleid/lijst_slachtoffers.html)
Voor uitgeprocedeerde asielzoekers die noodgedwongen op straat moeten leven, is de toegang tot medische zorg nog moeilijker. Uit het eerder vermelde rapport van de Ombudsman:
“Veel zorgverleners weten niet dat illegalen die op straat leven, recht hebben op medische zorg en dat zij de kosten daarvoor (deels) kunnen declareren. Volgens een arts moet voor een declaratie een omslachtige, tijdrovende en onduidelijke administratie worden bijgehouden. Mede daardoor „lijkt slechts een beperkt aantal huisartsen” bereid illegalen medische zorg te verlenen. Daarnaast zien illegalen af van een bezoek aan een arts, omdat ze, ten onrechte, bang zijn voor dure rekeningen.”
- Vreemdelingenbewaring wordt alleen ingezet bij een groot risico dat een illegaal zich onttrekt aan het toezicht en er geen minder ‘ingrijpende’ alternatieven zijn. Van de circa 100.000 aanwezige illegalen zitten er dagelijks 600 in vreemdelingenbewaring; oftewel 0,6 procent.
De term ‘zich aan het toezicht onttrekken’ is een gekunstelde en misleidende term. Als een vluchteling wordt geklinkerd (op straat gezet) dan heet dit in administratieve termen dat deze vluchteling ‘zich aan het toezicht onttrokken heeft’. Er wordt een schijn van opzet geschetst, terwijl daar in de werkelijkheid geen sprake van is. Het merendeel van de vluchtelingen in de detentiecentra wordt niet uitgezet, alhoewel dat ‘zicht op uitzetting’ een formele voorwaarde is, maar wordt na een willekeurig verloop van tijd weer op straat gezet. Het daarna opnieuw oppakken en vastzetten van vluchtelingen is eerder regel dan uitzondering. In detentie bevinden zich ook vluchtelingen die nog in procedure zitten of aantoonbaar onuitzetbaar zijn, bijvoorbeeld bij stateloosheid.
De werkgroep Deportatieverzet deed in haar rapport van 2013 (http://deportatieverzet.nl/wp-content/uploads/2013/06/streng-maar-rechtvaardig.pdf) verslag van een aantal cases, zoals deze:
Casus 31: N werd vrijgelaten uit detentie nadat hij een hernieuwde asielaanvraag had ingediend. Vlak voordat hij bij het aanmeldcentrum aankwam werd hij opnieuw gearresteerd en terug geplaatst in detentie.
Casus 32: fam. A verbleef op de gezinslocatie Emmen en diende samen met de advocaat een hernieuwde asielaanvraag in. Het gezin werd uitgenodigd voor een gesprek bij aanmeldcentrum Ter Apel. Onmiddellijk na het gesprek werd het gezin gearresteerd en naar detentie overgebracht.
Casus 34: A zat nog in procedure en is moeder van vier kinderen. Zij werd gearresteerd en bedreigd met deportatie naar Marokko. De uitzetting werd door de rechter verhinderd. Ze zit nog steeds in detentie en heeft van de DT&V een tweede uitzettingsdatum te horen gekregen.
Casus 35: A is alleenstaande moeder met twee kinderen en had nog een lopende procedure. Ze werd gearresteerd, met haar zoontje in detentiecentrum Rotterdam geplaatst en kreeg van de DT&V een uitzettingsdatum. De rechter oordeelde dat zowel de detentie als de uitzetting onrechtmatig was, maar het heeft na de uitspraak nog een week geduurd voordat zij en haar kind vrijgelaten werden.
De cijfers die in het opiniestuk van de leden van Leefbaar Rotterdam naar buiten worden gebracht over het aantal vluchtelingen in vreemdelingendetentie kloppen niet. Het rapport van Amnesty International van 2013 over vreemdelingenbewaring spreekt van een jaartotaal van 6.104 vluchtelingen. (http://www.amnesty.nl/nieuwsportaal/nieuws/de-feiten-over-vreemdelingendetentie)
Meer cijfers uit hetzelfde rapport geven een duidelijker beeld van vreemdelingendetentie in de praktijk:
- In 2011 zaten vreemdelingen gemiddeld 76 dagen in vreemdelingendetentie.
- 18,4 procent van de gedetineerden in 2011 zat al langer dan zes maanden vast.
- In 2010 had 27 procent van mensen in vreemdelingendetentie eerder in bestuursrechtelijke detentie gezeten. Sommigen meer dan vier keer.
In de stelling van Buijt en Van Eck lijkt het tenslotte alsof er in Nederland alternatieven voor vreemdelingendetentie beschikbaar zijn en daar ook gebruik van wordt gemaakt – een beeld dat staatssecretaris Teeven ons ook graag voorspiegelt. Niets is minder waar.
In andere landen worden al jarenlang alternatieven voor vreemdelingendetentie succesvol toegepast, maar Nederland weigert hier daadwerkelijke stappen in te ondernemen.
Zweden gaat pas in laatste instantie over tot detentie. De meeste vreemdelingen die het land moeten verlaten, worden geplaatst in open centra of bij familie. Ook wordt in Zweden veel vaker een meldplicht opgelegd. Zodoende kan er worden volstaan met een capaciteit van 245 plaatsen (tegenover ongeveer 2.000 in Nederland).
In Australië krijgen asielzoekers en irreguliere migranten in een zo vroeg mogelijk stadium intensieve begeleiding van eencasemanager. Die begeleidt ze tijdens de toelatingsprocedure en tijdens het terugkeertraject. Die continuïteit leidt tot vertrouwen en draagt weer bij aan terugkeer.
In het Verenigd Koninkrijk wordt elektronisch toezicht als vorm van vreemdelingendetentie toegepast.
- De vreemdeling mag in vreemdelingenbewaring overdag en vrijwel altijd ook ’s avonds buiten zijn kamer verblijven, kan vrij telefoneren, bezoek ontvangen, gebruik maken van geestelijke verzorging, heeft recht op 40 uur dagbesteding en kan ook gebruik maken van de bibliotheek, sport- en recreatiemogelijkheden.
Ik heb geen idee uit welke hoge hoed de heren Buijt en Van Eck deze ‘informatie’ hebben getoverd, maar dit is een een flagrante leugen.
Uit het rapport van Amnesty International over vreemdelingendetentie:
Vreemdelingen zijn tot 16 uur per dag opgesloten op (meestal) een tweepersoonscel van ongeveer 10 tot 12 vierkante meter.
Ze kunnen worden onderworpen aan disciplinaire maatregelen zoals plaatsing in een isoleercel, fouillering en visitatie.
In tegenstelling tot gedetineerden in het strafrecht zijn vreemdelingen uitgesloten van het verrichten van arbeid of het volgen van onderwijs. Ook hebben ze geen recht op incidenteel verlof of ‘bezoek zonder toezicht’.
Het activiteitenaanbod en de mogelijkheden voor contact met de buitenwereld zijn beperkt. Men mag twee uur per week bezoek ontvangen. De eigen mobiele telefoon moet worden ingeleverd. Telefoneren vanuit detentie is duur en gebeld worden is niet mogelijk.
In Nederland worden ook minderjarigen, slachtoffers van marteling en mensenhandel, zwangere vrouwen, (psychisch) zieken en ouderen gedetineerd. Zij hebben nog meer dan anderen te lijden onder de detentie en lopen extra gezondheidsrisico’s. Over het aantal zieke, gehandicapte en getraumatiseerde mensen in vreemdelingenbewaring zijn geen gegevens beschikbaar. Wel is bekend dat er in 2011 68 mensen vanuit vreemdelingendetentie werden geplaatst in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum. Gemiddeld verbleven zij daar zeventig dagen.
Over het gebruik van de isoleercel (of Observatiecel, zoals het wordt genoemd) meldt de werkgroep Deportatieverzet in haar rapport de volgende cases:
Casus 40: K, zat vast in detentiecentrum Zeist. Hij heeft maagproblemen en eet daardoor slecht, daar kwam bij dat het eten van bijzonder slechte kwaliteit was. Hij wilde zijn avondeten niet opeten, zijn celgenoot wilde dat wel. Vervolgens werd K In de isoleercel geplaatst omdat hij voedsel weigerde.
Casus 41: I heeft gedurende 32 dagen onafgebroken in de isoleercel gezeten.
Casus 42: Y werd in de isoleercel geplaatst ‘omdat hij zoveel huilde’.
Casus 43: I werd in detentiecentrum Schiphol in de isoleercel geplaatst omdat zij in hongerstaking was gegaan. In de isoleercel was het te koud en bleef het licht 24 uur per dag branden, dusdanig fel dat ze niet kon slapen.
Casus 44: C protesteerde in detentiecentrum Schiphol toen de bewaking sprak over ‘zeven stuks’ en daarmee aan de vluchtelingen in detentie refereerde. Ze zei dat ze dat onbehoorlijk vond en werd drie dagen in isolatie geplaatst.
Ook is er in de detentiecentra sprake van slaapdeprivatie om ongefundeerde redenen:
Casus 49: I had post-traumatische problematiek en ernstige slaapproblemen. Zij werd ‘s nachts ieder uur wakker gemaakt door de bewaking ‘ter observatie’, weken achter elkaar.
Casus 50: S heeft epilepsie. Werd meer dan zes maanden lang in detentiecentrum Rotterdam ‘s nachts ieder uur wakker gemaakt ‘ter observatie’, ook toen hij aangaf dat de kans op aanvallen daardoor alleen maar toe zou nemen. S vroeg waarom hij steeds wakker werd gemaakt, de bewaking zei dat dit op advies van de medische dienst gebeurde.
Casus 51: S Kreeg nierfalen na een dorststaking en was bijzonder verzwakt. Werd ‘s nachts ieder uur wakker gemaakt ‘ter observatie’, terwijl hij al in een camera-gesurveilleerde cel verbleef.
Conclusie
De heren Buijt en Van Eck verspreiden in hun opiniestuk in het NRC Handelsblad misleidende informatie. Als de oorzaak in onwetendheid ligt, dan zou het de heren sieren als zij hun taak als bestuurders serieus zouden nemen en zich zouden verzekeren van de juiste feitenkennis vóór het doen van dergelijke uitspraken. Als zij dit willens en wetens naar buiten hebben gebracht, dan is er sprake van een opzettelijke negatieve beeldvorming en kwalijke polemiek.
Deze tekst is ook als .doc te downloaden.
de leugens van Buijt en Van Eck
De leugens van Buijt en Van Eck
In het NRC Handelsblad van donderdag 27 november verscheen een opiniestuk van gemeenteraadsleden Ronald Buijt en Michel van Eck (Leefbaar Rotterdam), waarin zij aan de hand van een lijstje betogen dat vluchtelingen in Nederland té humaan worden behandeld.
Even los van het onderliggende idee van beide heren dat een menswaardige behandeling kennelijk voor sommige mensen ongepast is (laat u de ideologie hiervan even tot u doordringen), blijkt ook het opgesomde lijstje niet echt op kennis van zaken gebaseerd te zijn. Toevallig? Dommigheidje? Helaas, nee. De zoveelste bewuste stap in misleidende beeldvorming. Het lijstje schreeuwt om rectificatie en om een weerwoord dat de werkelijkheid laat zien.
Allereerst wat cijfers, volgens de heren: “Dit jaar worden het er ongeveer 30.000 en voor 2015 worden nog meer verwacht”. Die cijfers, door staatssecretaris Teeven de wereld in geholpen, zijn gebaseerd op een enkele piek in week 19 van dit jaar. Op het moment dat Teeven met zijn ‘alarmbrief’ kwam in mei, was de kentering al zichtbaar – desondanks deed Teeven alsof deze stijging zich zou voortzetten. Uit de cijfers van het CBS is inmiddels al gebleken dat het hier om een eenmalige piek ging, zoals wel vaker gebeurt in de geschiedenis, en zeer zeker niet om een trend. (http://www.flipvandyke.nl/2014/05/er-klopt-steeds-minder-van-teeven-zijn-cijfers-deel-iii/)
Dan over de zogenaamd hoge instroom (“Elke dag 100 nieuwe aanvragers en 58 procent van de aanvragen werd in 2013 goedgekeurd. Daarmee zit Nederland twee keer boven het Europese gemiddelde.”). Het misleidende in deze cijfers zit in het feit dat niet de daadwerkelijke instroom wordt gerekend, maar het aantal aanvraagformulieren. Bij dit laatste aantal zitten ook de aanvragen inbegrepen van kinderen van erkende vluchtelingen die in Nederland worden geboren, de dubbele aanvragen (conform procedure!) voor de nareis van gezinnen van erkende vluchtelingen én de vluchtelingen die over voldoende gronden beschikken om een herhaalde asielaanvraag te kunnen doen. De feitelijke instroom van vluchtelingen in Nederland is dus veel lager.
Teeven geeft dit notabene zelf toe in het Kamerdebat in mei 2014:
Daarnaast is er over het ‘hoge toekenningspercentage’ van vluchtelingen in Nederland nog het volgende op te merken: de daadwerkelijke instroom in Nederland is vele malen láger dan de instroom in omliggende EU-landen, terwijl we het op vijf na rijkste land in de EU zijn. Per hoofd van de Nederlandse bevolking leveren de toegekende verblijfsvergunningen dus een veel mindere ‘belasting’ op dan in omliggende EU-landen.
Kortom: net als de staatssecretaris strooien ook de heren Buijt en Van Eck met ongefundeerde cijfers die volkomen in een verkeerd perspectief worden geplaatst.
Dan het opgesomde lijstje van rechten van de vluchteling:
Dat vluchtelingen in procedure onderdak krijgen en dat dat onderdak voorzien is van sanitaire faciliteiten is niet meer dan normaal. Moet ik uit de vermelding hiervan afleiden dat beide heren het passender hadden gevonden als een gezin de procedure buiten op de stoep van de IND de beslissing afwacht? Het leefgeld dat vluchtelingen in de opvang toegekend krijgen ligt ver onder de armoedegrens. Buijt en Van Eck vertellen er niet bij dat van dit beperkte leefgeld werkelijk alles, maar dan ook alles, zelf moet worden aangeschaft. Het COA geeft alleen de beschikking over een (plastic) matras, twee lakens, een kussen, twee kussenslopen, een dunne deken, een doucheruimte en het gebruik van een gasfornuis. Pannen, bestek, handdoeken en andere duurzame artikelen: alles komt voor eigen rekening en zal dus van het leefgeld moeten worden betaald. Voor een alleenstaande vluchteling komt dit neer op €220 per maand.
De hooguit twee of drie computers die in een AZC te vinden zijn, zijn sterk verouderd en vaak buiten werking. De internetverbinding is in álle AZC’s uitermate traag en beperkt, hetgeen problemen oplevert voor vluchtelingen die informatie voor hun juridische procedure moeten opzoeken op internet of voor schoolgaande kinderen die opdrachten op de computer moeten maken.
Rechtsbijstand is een recht dat voor eenieder geldt. De vergoeding die asieladvocaten vanuit het rijk krijgen is op inititatief van Teeven dermate verlaagd, dat het totaal niet in verhouding staat tot de benodigde arbeid om tot een goed dossier te kunnen komen. Advocaten worden zo financieel bestraft voor het aannemen van asielzaken. Daarnaast bemoeilijkt de IND het werk van de advocaten, door herhaaldelijk nieuwe advocaten toe te wijzen – ook als de vluchteling de eigen voorkeursadvocaat aanvraagt – of correspondentie toe te sturen naar verkeerde of voormalige advocaten. Zo kon het een aantal keren gebeuren dat vluchtelingen jarenlang niet eens wisten dat ze een verblijfsvergunning was toegekend of passeerde de wettelijke termijn om in beroep te gaan tegen een negatieve beslissing.
De mogelijkheid om in beroep te kunnen gaan is een onlosmakelijk deel van ons rechtssysteem en geldt ook voor andere inwoners van Nederland. Bij vluchtelingen die in beroep gaan is die mogelijkheid inhoudelijk echter beperkt: een rechter mag geen inhoudelijk oordeel vellen, maar heeft slechts de bevoegdheid zich uit te spreken over het feit of de procedure op een correcte manier gevolgd is. Daarna ligt de beslissingsbevoegdheid weer bij het IND, dat zich daarmee een beslissingsmonopolie toeëigent dat inhoudelijk niet door een onafhankelijk rechter getoetst kan worden. Dit monopolie zien we ook tijdens de procedure terug: de zogenaamde onafhankelijke instanties die het IND adviseren over de authenticiteit van de gronden door de vluchteling ingebracht (ik noem de Marechaussee die moet oordelen over de authenticiteit van identiteitspapieren of de BMA die adviseert over medische gronden of bewijzen van marteling in het land van herkomst) ondersteunen het belang van restrictief toelatingsbeleid of zijn zelfs onderdeel van de IND zelf. De toegang tot wezenlijk onafhankelijke second opinions wordt de vluchteling ontzegt. Op de werkwijze van de BMA is recentelijk veel kritiek gekomen, tot en met een negatieve uitspraak van het tuchtcollege: http://tuchtrecht.overheid.nl/uitspraak/2014/pdf/ECLI_NL_TGZRAMS_2014_60
Op papier, ja. Maar de herhaaldelijke kritiek op de onduidelijke criteria voor de buitenschuldprocedure en de roep om verruiming hiervan (al sinds 2012) is er niet voor niets. Vluchtelingenorganisatie STIL in Utrecht:
(http://stil2.files.wordpress.com/2013/06/buiten-schuld-mei13.pdf)
De onduidelijkheid in het criterium dat ‘de vreemdeling moet zelf alles in het werk hebben gesteld om te vertrekken’ geeft de ruimte voor willekeur.
Ook het ACVZ oordeelde dat de criteria helderder moeten worden omschreven en adviseerde dat de IND een buitenschuldvergunning zou moeten verlenen als de vreemdeling na een jaar buiten zijn schuld nog geen reisdocument heeft kunnen overleggen – een advies dat terzijde werd geschoven.
‘Twaalf weken’ is pertinente onzin. De vluchteling mag nog vier weken gebruik maken van de opvang en wordt daarna op de stoep gezet – het zogeheten ‘klinkeren’. Als de vluchteling op de betreffende dag niet uit zichzelf naar buiten loopt, dan wordt deze onmiddellijk opgepakt door de vreemdelingenpolitie en naar detentie overgebracht.
Bovendien wordt de frase ‘voorbereiding op zelfstandig vertrek’ ook toegepast op vluchtelingen die ook om aantoonbare redenen niet kúnnen vertrekken naar het land van herkomst, zoals dat het geval is bij stateloosheid, onduidelijkheid over land van herkomst of het ontbreken van (tijdelijke) reisdocumenten.
Het is in dit verband goed om te weten dat de Dienst Terugkeer en Vertrek vanaf de eerste dag van aanvraag de vluchteling bestookt met de zogenaamde ‘terugkeergesprekken’, die al starten op het moment dat de vluchteling in procedure zit en er dus nog geen sprake is van ‘illegaliteit’. Deze gesprekken hebben – getuige de vele ervaringen van vluchtelingen – vaak een bijzonder intimiderend karakter en de DT&V ambtenaren aarzelen niet om gebruik te maken van onjuiste informatie om de dwang kracht bij te zetten. Het staat dus te bezien of ‘vrijwillige terugkeer’ inderdaad een vrijwillig besluit is of het resultaat van jarenlang mentaal onder zware druk worden gezet.
Alleen vluchtelingen die vrijwillig terugkeren met behulp van het IOM krijgen een vergoeding beloofd. Uit gesprekken met teruggekeerde vluchtelingen blijkt dat deze vergoeding, eenmaal aangekomen in het land van herkomst, vaak niet of slechts deels wordt uitbetaald.
Moet ik hieruit afleiden dat de heren Buijt en Van Eck klaarblijkelijk vinden dat het recht op onderdak, onderwijs en verzorging (zoals vastgelegd in de Rechten van het Kind) niet hoort te gelden voor kinderen met een vluchtelingenoorsprong en dat dit deel is van een ‘té humane behandeling’? Helaas is het zo dat zelfs deze basisrechten in de praktijk slechts gedeeltelijk tot uiting komen. Om een voorbeeld te noemen: in de Gesloten Gezinsvoorziening van Kamp Zeist worden de kinderen en alleenstaande minderjarigen gehuisvest in houten barakken op een betonnen binnenplaats, omringd met een zes meter hoog hek voorzien van stroomdraad. Zonder onderwijs. Ook in de vrijheidsbeperkende gezinslocaties bestaat uit onderdak vaak uit een één- of tweekamerappartement voor een compleet gezin.
De medische zorg (fysiek en psychologisch) in de gezinslocaties en azc’s laat enorm te wensen over. De ombudsman kwam in 2013 al met een bijzonder kritisch rapport (http://www.refdag.nl/nieuws/binnenland/ombudsman_uit_kritiek_op_zorg_asielzoekers_1_773006) waarin we onder andere dit lezen:
Een greep uit de lange lijst met overlijdingsgevallen van kinderen in AZC’s en gezinslocaties door een aantoonbaar ontbreken van adequate medische zorg:
27 juni 2010: Zahare Bare (42 jr., uit Somalië, zwanger en moeder van drie kinderen)
Asielzoekerscentrum in Leersum: De vrouw had in de avond aangegeven hevige pijn te hebben in haar buik. Het duurde uren voor er hulp kwam. Zij was al een paar dagen ziek. Zij had haar arts al een paar keer gevraagd om hulp met als resultaat dat zij werd geadviseerd om paracetamol te kopen.
14 april 2006: Rahman Sadedim (nog net geen 2-jarig jongentje uit Macedonië)
Asielzoekerscentrum Geeuwenburg: sterft door het ontbreken van medische hulp. Begraven op zijn verjaardag.
26 januari 2006: Job Selemani Moamba (Nl.)
Grenshospitium Amsterdam-Zuidoost: Dood geboren ten gevolge van de stress die zijn moeder, Marthe Selemani Moamba (Angola), ondervond door aanstaande deportatie. Zijn moeder is na de begrafenis op begraafplaats Sint Barbara in Amsterdam terug opgesloten en gedeporteerd.
23 juni 2002: Tina (3 jr., China of Iran)
Asielzoekerscentrum Vught: gestorven na gebrekkige medische zorg.
1 februari 2002: Yasmina Alrikabi (5 maanden, Irak)
Asielzoekerscentrum Leusden: gestorven nadat haar medische behandeling geweigerd is.
22 februari 2001: Een onbekend meisje (2 jr., Pakistan)
Asielzoekerscentrum Waddinxveen: gestorven na onvoldoende medische zorg.
23 april 1992: Jacqueline Muluta (Zaïre)
Na vier dagen transit op Schiphol, en acht dagen grensgevangenis Amsterdam Zuid-Oost, ziek en zonder medische zorg, is de zwangere mevr. Maluta (met familie) op straat gezet. In opvangcentrum Nijeveen ook geen medische hulp. Tenslotte in ziekenhuis te Meppel overleden.
(Noot: dit zijn slechts de overlijdingsgevallen die de publiciteit hebben gehaald, complete lijst met bronvermeldingen op http://vrijheidvanbeweging.nl/dood_door_beleid/lijst_slachtoffers.html)
Voor uitgeprocedeerde asielzoekers die noodgedwongen op straat moeten leven, is de toegang tot medische zorg nog moeilijker. Uit het eerder vermelde rapport van de Ombudsman:
De term ‘zich aan het toezicht onttrekken’ is een gekunstelde en misleidende term. Als een vluchteling wordt geklinkerd (op straat gezet) dan heet dit in administratieve termen dat deze vluchteling ‘zich aan het toezicht onttrokken heeft’. Er wordt een schijn van opzet geschetst, terwijl daar in de werkelijkheid geen sprake van is. Het merendeel van de vluchtelingen in de detentiecentra wordt niet uitgezet, alhoewel dat ‘zicht op uitzetting’ een formele voorwaarde is, maar wordt na een willekeurig verloop van tijd weer op straat gezet. Het daarna opnieuw oppakken en vastzetten van vluchtelingen is eerder regel dan uitzondering. In detentie bevinden zich ook vluchtelingen die nog in procedure zitten of aantoonbaar onuitzetbaar zijn, bijvoorbeeld bij stateloosheid.
De werkgroep Deportatieverzet deed in haar rapport van 2013 (http://deportatieverzet.nl/wp-content/uploads/2013/06/streng-maar-rechtvaardig.pdf) verslag van een aantal cases, zoals deze:
Casus 31: N werd vrijgelaten uit detentie nadat hij een hernieuwde asielaanvraag had ingediend. Vlak voordat hij bij het aanmeldcentrum aankwam werd hij opnieuw gearresteerd en terug geplaatst in detentie.
Casus 32: fam. A verbleef op de gezinslocatie Emmen en diende samen met de advocaat een hernieuwde asielaanvraag in. Het gezin werd uitgenodigd voor een gesprek bij aanmeldcentrum Ter Apel. Onmiddellijk na het gesprek werd het gezin gearresteerd en naar detentie overgebracht.
Casus 34: A zat nog in procedure en is moeder van vier kinderen. Zij werd gearresteerd en bedreigd met deportatie naar Marokko. De uitzetting werd door de rechter verhinderd. Ze zit nog steeds in detentie en heeft van de DT&V een tweede uitzettingsdatum te horen gekregen.
Casus 35: A is alleenstaande moeder met twee kinderen en had nog een lopende procedure. Ze werd gearresteerd, met haar zoontje in detentiecentrum Rotterdam geplaatst en kreeg van de DT&V een uitzettingsdatum. De rechter oordeelde dat zowel de detentie als de uitzetting onrechtmatig was, maar het heeft na de uitspraak nog een week geduurd voordat zij en haar kind vrijgelaten werden.
De cijfers die in het opiniestuk van de leden van Leefbaar Rotterdam naar buiten worden gebracht over het aantal vluchtelingen in vreemdelingendetentie kloppen niet. Het rapport van Amnesty International van 2013 over vreemdelingenbewaring spreekt van een jaartotaal van 6.104 vluchtelingen. (http://www.amnesty.nl/nieuwsportaal/nieuws/de-feiten-over-vreemdelingendetentie)
Meer cijfers uit hetzelfde rapport geven een duidelijker beeld van vreemdelingendetentie in de praktijk:
In de stelling van Buijt en Van Eck lijkt het tenslotte alsof er in Nederland alternatieven voor vreemdelingendetentie beschikbaar zijn en daar ook gebruik van wordt gemaakt – een beeld dat staatssecretaris Teeven ons ook graag voorspiegelt. Niets is minder waar.
In andere landen worden al jarenlang alternatieven voor vreemdelingendetentie succesvol toegepast, maar Nederland weigert hier daadwerkelijke stappen in te ondernemen.
Zweden gaat pas in laatste instantie over tot detentie. De meeste vreemdelingen die het land moeten verlaten, worden geplaatst in open centra of bij familie. Ook wordt in Zweden veel vaker een meldplicht opgelegd. Zodoende kan er worden volstaan met een capaciteit van 245 plaatsen (tegenover ongeveer 2.000 in Nederland).
In Australië krijgen asielzoekers en irreguliere migranten in een zo vroeg mogelijk stadium intensieve begeleiding van eencasemanager. Die begeleidt ze tijdens de toelatingsprocedure en tijdens het terugkeertraject. Die continuïteit leidt tot vertrouwen en draagt weer bij aan terugkeer.
In het Verenigd Koninkrijk wordt elektronisch toezicht als vorm van vreemdelingendetentie toegepast.
Ik heb geen idee uit welke hoge hoed de heren Buijt en Van Eck deze ‘informatie’ hebben getoverd, maar dit is een een flagrante leugen.
Uit het rapport van Amnesty International over vreemdelingendetentie:
Over het gebruik van de isoleercel (of Observatiecel, zoals het wordt genoemd) meldt de werkgroep Deportatieverzet in haar rapport de volgende cases:
Casus 40: K, zat vast in detentiecentrum Zeist. Hij heeft maagproblemen en eet daardoor slecht, daar kwam bij dat het eten van bijzonder slechte kwaliteit was. Hij wilde zijn avondeten niet opeten, zijn celgenoot wilde dat wel. Vervolgens werd K In de isoleercel geplaatst omdat hij voedsel weigerde.
Casus 41: I heeft gedurende 32 dagen onafgebroken in de isoleercel gezeten.
Casus 42: Y werd in de isoleercel geplaatst ‘omdat hij zoveel huilde’.
Casus 43: I werd in detentiecentrum Schiphol in de isoleercel geplaatst omdat zij in hongerstaking was gegaan. In de isoleercel was het te koud en bleef het licht 24 uur per dag branden, dusdanig fel dat ze niet kon slapen.
Casus 44: C protesteerde in detentiecentrum Schiphol toen de bewaking sprak over ‘zeven stuks’ en daarmee aan de vluchtelingen in detentie refereerde. Ze zei dat ze dat onbehoorlijk vond en werd drie dagen in isolatie geplaatst.
Ook is er in de detentiecentra sprake van slaapdeprivatie om ongefundeerde redenen:
Casus 49: I had post-traumatische problematiek en ernstige slaapproblemen. Zij werd ‘s nachts ieder uur wakker gemaakt door de bewaking ‘ter observatie’, weken achter elkaar.
Casus 50: S heeft epilepsie. Werd meer dan zes maanden lang in detentiecentrum Rotterdam ‘s nachts ieder uur wakker gemaakt ‘ter observatie’, ook toen hij aangaf dat de kans op aanvallen daardoor alleen maar toe zou nemen. S vroeg waarom hij steeds wakker werd gemaakt, de bewaking zei dat dit op advies van de medische dienst gebeurde.
Casus 51: S Kreeg nierfalen na een dorststaking en was bijzonder verzwakt. Werd ‘s nachts ieder uur wakker gemaakt ‘ter observatie’, terwijl hij al in een camera-gesurveilleerde cel verbleef.
Conclusie
De heren Buijt en Van Eck verspreiden in hun opiniestuk in het NRC Handelsblad misleidende informatie. Als de oorzaak in onwetendheid ligt, dan zou het de heren sieren als zij hun taak als bestuurders serieus zouden nemen en zich zouden verzekeren van de juiste feitenkennis vóór het doen van dergelijke uitspraken. Als zij dit willens en wetens naar buiten hebben gebracht, dan is er sprake van een opzettelijke negatieve beeldvorming en kwalijke polemiek.
Deze tekst is ook als .doc te downloaden.
de leugens van Buijt en Van Eck